Walter Spies en de ondergang van de Van Imhoff

Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie gaat onderzoek doen naar de ondergang van de Van Imhoff, een Nederlands koopvaardijschip met aan boord 477 Duitse geïnterneerden dat op 19 januari 1942 als gevolg van een Japans bombardement voor de kust van Sumatra zonk. De Nederlandse bemanning had op last van hogerhand het schip en zijn gevangenen zonder adequate reddingsmiddelen achtergelaten. 411 geïnterneerden verdronken. Het is goed dat het NIMH onderzoek gaat doen. Hopelijk kunnen ze meer licht werpen op de schuldigen. Het marinecommando bleef tot nu toe buiten schot, zo zijn er tal van straten in Nederland nog genoemd naar de commandant admiraal Helfrich. Het NIMH meldde in zijn persbericht voorts dat het onderzoek er vooral komt op verzoek van en ten behoeve van de nabestaanden: kinderen en kleinkinderen van de slachtoffers. Dit bericht suggereert ten onrechte dat iedereen aan boord kinderen had. Voor de overigen, de kinderlozen, de homoseksuelen, is deze waarheidsvinding kennelijk niet van belang. Ik doe hier recht aan één van deze homoseksuelen: de kunstenaar Walter Spies.

Walter Spies op Bali

Bali is een geliefde vakantiebestemming en zeker niet alleen onder homoseksuelen. Al in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw, dus binnen een decennium na de zeer wrede ‘pacificatie’ van het zuidelijk deel van het eiland door de Nederlandse troepen, werd het als ‘het aardse paradijs’ beschreven. Vrijwel meteen kwamen er toeristen, die niet uitgekeken raakten op de fraaie natuur, de veelkleurige religieuze uitingen, de vriendelijke bevolking. Het feit dat die bevolking fysiek niet onaantrekkelijk was en bovendien vaak schaars gekleed rondliep droeg hier zeker aan bij. De Balinese vrouwen liepen overdag met ontbloot bovenlijf wat het eiland al vroeg de reputatie van een zekere zondigheid verleende. Het verschil tussen homo- en heteroseksualiteit was er naar verluid niet bekend. Het eiland trok dus ook al vroeg homoseksuele mannen.

Een van hen was de veelzijdige kunstenaar Walter Spies. Voordat Spies in 1927 naar Bali verhuisde had hij al een deel van zijn ‘exotische’ leven achter de rug. Geboren in 1895 in Moskou als derde kind van de Duitse vice-consul groeide hij op in Rusland. Thuis werd uitbundig gemusiceerd door zijn ouders en tante. Op zijn 15e werd ‘Walja’ zoals hij in de familie heette, naar thuisstad Dresden gestuurd om een Duitse schoolopleiding te volgen. Hij was met vakantie in Rusland  toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en werd daar in 1915 als potentiële vijandelijke soldaat geïnterneerd. Hij had het in het dorp midden in de natuur niet slecht. Evenals de twee latere keren in zijn leven dat hij opgesloten zat, wist hij tekenmateriaal te bemachtigen. Ook hoorde hij de lokale liedjes en volksverhalen van de Russische boeren. Zijn leven lang bleef hij tekenen en schilderen, muziek en dans volgen. Sterker nog, omdat hij snel afgeleid was door andere mensen en gebeurtenissen in zijn leven zouden deze perioden van (semi-) gevangenschap steeds een rustpunt vormen, waardoor hij tot zijn sterkste werk kwam.

Walter Spies in Ubud. Coll Tropenmuseum. Wikimedia Commons
Walter Spies in Ubud. Coll Tropenmuseum

Homoseksualiteit.

Spies was zich kennelijk al jong bewust van zijn homoseksualiteit. Nog in Dresden als tienjarige werd hij onder de vleugels genomen van zijn neef Robert, die op dat moment een relatie had met de kunstenaar Sascha Schneider, illustrator van o.a. de Winnetou-romans van Karl May. Neef Robert zou een belangrijke rol gespeeld hebben bij het ontdekken van Walja’s homoseksualiteit. Robert sneuvelde in de eerste wereldoorlog.

Na zijn terugkeer naar Dresden na de Russische internering leerde hij interessante moderne schilders kennen zoals Kokoschka en Otto Dix. Via zijn liefde voor de muziek ontmoette hij nieuwe vrienden, musici, en via hen ook filmmakers en acteurs, zoals Conrad Veidt, de hoofdrolspeler van het eerste ‘Schwülendrama’ Anders als die Anderen, en diens vriend de filmregisseur Friedrich Wilhelm Murnau. Binnen enkele weken in 1920 werden Walter en de zeven jaar oudere Murnau een paar. Murnau, die eigenlijk Plumpe heette had zijn naam veranderd na zijn ontmoeting met de dichter Hans Ehrenbaum-Degele op wie hij smoorverliefd was geraakt. Ze betrokken de villa van Ehrenbaum-Degele in het chique villadorp Grunewald in het westen van Berlijn bij de Wannsee. De moeder van Ehrenbaum had daar geen bezwaar tegen. Maar ook Ehrenbaum sneuvelde en vijf jaar later ging Walter Spies met Murnau in Grunewald wonen, wat voor mama Degele kennelijk ook geen probleem was. De volgende jaren assisteerde hij Murnau bij de decors en muziek van diens films en werd onderdeel van de Berlijnse cultuurset, feesten en al. Daar werd het toch wat te druk. In de volgende jaren verbleef Walter veel op het waddeneiland Sylt. In de rustige omgeving daar kwam hij eindelijk tot schilderen en met succes. Aan zijn werk is te zien dat hij zeer beïnvloed werd hij door het geheimzinnige fijnschilderwerk van ‘le douanier’ Rousseau.

Spies naar Indië

In het voorjaar van 1923 verbleef Spies enige tijd in het huis van Nederlandse kunstvrienden in Amsterdam. Het Stedelijk Museum stelde een aantal schilderijen van hem ten toon.  In Amsterdam zag Spies voor het eerst schilderijen waarop de landschappen in Nederlands Indië waren afgebeeld en hij werd meteen nieuwsgierig naar dat land. Het zou de rest van zijn leven bepalen. Omdat hij weer eens geen geld had, monsterde hij in 1923 aan op de Hamburg. In de haven van Tandjong Priok verliet hij met een smoes het schip en nam de benen naar het binnenland. Hij zou nooit meer in Europa terugkeren.

Al vanaf de 17e eeuw hadden kunstenaars belangstelling voor de (voormalige) kolonie Nederlandsch-Indië. Ze beeldden al dan niet in het voetspoor van de koloniale autoriteiten, de kleurrijke exotische landschappen, mensen en dieren af. Niet dat dat makkelijk was: het was een hele reis en de omstandigheden waren niet bevorderlijk voor de schilderkunst. De schilders hadden vooral moeite met het weergeven van het Indische licht en het welige tropische groen. Een van de landschapsschilders merkte op dat het niet zozeer was dat hij de ‘zeer sterke groenen’ zou kunnen maken die nodig waren om de intense kleurenpracht weer te geven, ‘maar het ongeluk wil dat bijna al de sterke gelen die hij daarvoor nodig heeft, zeer spoedig zwart worden’ door het licht en de meerdere zuurstof.  

Tot Spies op het toneel verscheen werkten de kunstenaars in Indië, zowel degenen die vanuit Nederland afgereisd waren als degenen die in Indië geboren waren, volgens westerse maatstaven. Spies zocht de omgang met de lokale bevolking – kunstenaars die volgens de Balinese traditie werkten en vooral houtsnijwerk en (muur) schilderingen vervaardigden. Ook was hij zeer geïnteresseerd in de Balinese muziek. Hij ontwierp een notensysteem waarmee de gamelan muziek opgeschreven kon worden. Hij bestudeerde en beschreef Balinese dansen. Hoewel hij dus veel contact met de lokale bevolking had, lag het in de aard van het koloniale systeem dat het aanvankelijk om de hoogste lagen van de Indische klassenmaatschappij ging. Dat was al zo geweest op Java, waar hij de eerste jaren verkeerde, en als eerste westerling als muziekmeester in de kraton (paleis) van Djokjakarta ging werken. Van de Hollanders moest hij weinig hebben, die hij onsympathiek, kleinburgerlijk en dom vond.

In 1927 verhuisde Spies naar Bali. Op Bali probeerde hij een synthese te bevorderen tussen de traditionele Balinese kunsten en een modernere benadering, die ook aantrekkelijk was voor betalende westerse toeristen, maar de toeristenkitsch vermeed. Hij ging samenwerken met verschillende lokale kunstenaars. Hun namen verraden dat zij uit de hoogste klassen van Bali afkomstig waren. Zelf raakte hij ook geïnspireerd door het verhalende in de traditionele Balinese kunst, waardoor zijn schilderijen vaak meerdere perspectieven en verdwijnpunten in het beeld verenigen. De schilderijen zijn zeer fijn en kleurrijk geschilderd, realistisch, bijna surrealistisch soms. Zo droeg Spies bij aan de mythe van Bali als paradijs, maar hij deed zijn best om de authenticiteit van de kunst intact te laten, in tegenstelling tot de souvenirwinkeltjes die steeds meer snel geproduceerde rommel verkochten aangepast aan de Europese en Amerikaanse smaak.

Spies liet zich niet weerhouden door het feit dat hij vrijwel constant zonder geld zat en ontwikkelde de wildste plannen. Al in 1925 was hij een van de oprichters van het Bali museum in Denpasar, samen met de eveneens homoseksuele Nederlandse schilder/tekenaar Rudolf Bonnet. Bonnet woonde een tijd in Ubud, in het huisje waar ook Spies een aantal jaren had gewoond. Ubud is nog steeds het centrum van al dan niet artistieke kunst(nijverheid) op het eiland. Daarna bouwde Spies een huis in de bergen, iedere keer een stukje als er weer wat inkomsten waren. Het huis is nog steeds te huur voor toeristen. In dat huis waren niet alleen talloze buitenlandse bezoekers welkom, zoals Charlie Chaplin en de in die tijd zeer bekende schrijfster Vicky Baum, de rijke Barbara Hutton, de anthrolopologe Margaret Mead, de homoseksuele schrijver Noel Coward maar ook ontelbare dieren. Op een zeker moment woonden er honderden dieren in en om het huis: een neushoornvogel, drie witte kakatoes, een maraboe, papagaaien, een jonge adelaar, twee honden, drie reuzenpythons, een ree, apen, leguanen, otters, vissen, insekten. Spies was dol op zijn dieren en miste ze erg wanneer hij op reis was.

Walter Spies met zijn favoriete hoed en twee honden. Coll Tropenmuseum. Wiimedia commons.
Walter Spies in zijn huis met favoriete hoed en twee honden

Om bij te verdienen schreef Spies een brochure over Bali voor de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij, die vrijwel een monopolie had op de aanvoer van toeristen, en hij verhuurde zich als gids aan rijke toeristen voor 25 gulden per dag (een behoorlijk bedrag in die tijd).

Met de filmer Victor baron Von Plessen werkte hij mee aan een film over Bali getiteld Island of Demons. Uit de beschrijving blijkt dat de film vol homo-erotische fantasieën zat zoals krachtige gespierde mannen en jongens die op fallische stokpaardjes reden. Spies vond vooral de verschillende dansen voor mannen vol van erotiek.

Spies richtte samen met Rudolf Bonnet en de Cokorda Gde Raka Sukawati van Ubud en de beroemde kunstenaar I Gusti Nyoman Lempad de kunstenaarsorganisatie Pita Maha op die ten doel had de bevordering van kwalitatief hoogstaande kunst door lokale kunstenaars te laten vervaardigen en te verkopen. Jonge lokale kunstenaars uit de dorpen kregen een opleiding tot schilder of houtsnijder en konden zo hun producten verkopen.

Walter Spies A view from the heights. Coll Tropenmuseum. Wikimadia Commons.
Walter Spies A view from the heights.

Arrestatie

De contacten die Spies met de Balinezen onderhield leidde tot ongenoegen bij de Nederlandse bestuurders. Men zocht een stok om de hond te slaan en vond die in de contacten tussen Spies en diverse Balinese jongens. Op het eiland zelf werden die niet als problematisch gezien, een jongen werd vanaf zijn twaalfde in staat geacht tot seksueel contact, en Spies lijkt zich voornamelijk aangetrokken te hebben gevoeld tot oudere jongens. Naar de huidige strafwet geen probleem, maar Nederlands-Indië volgde de Nederlandse wetgeving, en daar heerste art. 248bis, die de grens voor homoseksueel contact boven de 21 jaar legde. In de puriteinse door de VS beïnvloede literatuur wordt tegenwoordig gesuggereerd dat Spies een pedoseksueel was, en de jongens seksueel uitbuitte, maar daar is verder weinig bewijs voor.

Toen in 1938 het zogenaamde ‘Indische zedenschandaal’ speelde, was Spies er echter gloeiend bij. Een artikel dat in 1936 in een roddelblad uit Batavia verscheen vestigde de aandacht op de toenemende homoseksuele contacten in de kolonie, waar ook hoge ambtenaren bij betrokken waren. Half november kreeg de politie informatie over een man die homoseksuele betrekkingen zou hebben onderhouden. Hij werd gearresteerd en noemde namen van anderen. Mogelijk werden uiteindelijk meer dan 200 mannen in heel Indië gearresteerd, Europeanen, Indo-Europeanen, Chinezen en Indonesiërs. Ook Spies werd gearresteerd en zat negen maanden in de gevangenis, waar  hij door de steun van een aantal vrienden weer schildermateriaal ontving. In de gevangenis werd Blik door de palmen geschilderd.

Tweede Wereldoorlog.

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zat Spies in een moeilijk parket. Hij woonde al zo lang in Nederlands-Indië dat hij zich niet meer Duits voelde, en eigenlijk graag Nederlander wilde worden. Helaas kwam dat er niet meer van. Na de Duitse overval op Nederland op 10 mei 1940 werden alle Duitsers in de Nederlandse gebieden gearresteerd als vijandige vreemdeling, 3000 personen, rijp en groen door elkaar: nazi’s en tegenstanders van het regime. Ook Spies werd opgepakt en gedurende 20 maanden op Java en Sumatra geïnterneerd. Na de Japanse aanval op Nederlands-Indie op 7 december 1941 voltrok zich een drama. De gevangenen werden op transport naar Ceylon gezet. De dag nadat het schip Sumatra op 19 januari 1942 had verlaten werd het door de Japanners getorpedeerd. De Nederlandse bemanning liet de gevangenen in de steek op het schip Van Imhoff. De Hollanders vertrokken in de reddingboten en weigerden Duitsers die in het water sprongen eruit te halen. Ook Spies verdronk.

Spies nu wel vergeten

Spies was in Nederland (en de VS) veel bekender als kunstenaar dan in zijn vaderland. Daar is nu pas onlangs een biografie in het Duits verschenen van de hand van de filmregisseur Michael Schindhelm. Een nogal filmisch geschreven biografie, wat het niet makkelijk lezen maakt, en zonder voetnoten. Schindhelm wil het boek ook als basis voor een film gebruiken. Duidelijk is dat zijn biografie zeer schatplichtig is aan het boek van de Nederlandse kunsthistoricus Hans Rhodius Schönheit und Reichtums des Leben, Walter Spies uit 1964. Schindhelm heeft wel een aardig filmpje over Spies gemaakt dat op YouTube te bekijken valt. Overigens bevindt er zich geen enkel schilderij van Spies in een openbare Nederlandse collectie. Wel werden in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw kort achtereen twee overzichtstentoonstellingen  van zijn werk in Nederlandse musea gehouden. Er werd zelfs een documentaire gemaakt die door de NOS werd uitgezonden. Spies heeft slechts een klein oeuvre aan schilderijen nagelaten – hij zette zich pas aan het werk als hij weer eens financieel aan de grond zat. De schilderijen en de vele tekeningen die hij maakte, halen tegenwoordig recordbedragen op de veiling. Als hij al homoerotische schilderijen maakte zijn die niet meer te achterhalen.

Judith Schuyf

Dit artikel verscheen in december 2020 in Gay news. Hier zijn ook meer illustraties opgenomen.

Gary L. Atkins, Imagining Gay Paradise: Bali, Bangkok, and Cyber-Singapore. Hongkong 2012

Wim Bakker, Visual arts in Bali. A century of change. Eindhoven 2018

Nigel Barley, Island of Demons. Singapore 2009

Koos van Brakel e.a., Indië omlijst. Vier eeuwen schilderkunst in Nederlands-Indië. Amsterdam 1998.

Frans Leidelmeijer, ‘De vervolging van homoseksuelen in Indië in 1938’, Indische letteren 22, 2007, 51-57.

Rhodius, Hans,  Schönheit und Reichtum  des Lebens, Walter Spies. Den Haag 1964. (uitgave is moeilijk antiquarisch aan te komen; de Koninklijke Bibliotheek heeft een exemplaar dat daar in te zien is)

Ross, Leo, ‘Apa boleh boewat? Wat kun je er aan doen? Briefkaarten van Walter Spies’ Indische letteren 15, 2000, 7-24.

Michael Schindhelm, Walter Spies. Ein exotisches Leben. München 2018.