Hans Scholl-Leve de vrijheid!

Hans Scholl
Hans Scholl

Tussen 27 juni en 12 juli 1942 werd een viertal pamfletten per post onder enkele honderden ‘zorgvuldig gekozen’ personen in Duitsland verspreid. De anonieme vlugschriften riepen in nogal hoogdravend en zeer intellectueel proza vol citaten van bekende Duitse dichters op tot passief verzet tegen Adolf Hitler. De pamfletten spraken over de willekeur van het nazi-regime, van de onverenigbaarheid van de nazistaat met de hoogstaande geschiedenis van het Duitse volk, maar ook van de moord op ruim 300.000 joden in Polen. Het eerste pamflet eindigde met een gedicht van Goethe en de woorden Freiheit! Het vierde vlugschrift eindigde met de zin Wir schweigen nicht, wir sind Euer böses Gewissen, die Weisse Rose lässt Euch keine Ruhe!

Na de Duitse nederlaag bij Stalingrad waarbij 300.000 militairen de dood vonden volgden in februari 1943 twee nieuwe vlugschriften, nu afkomstig van de ‘Widerstandsbewegung in Deutschland’. Hitler kan de oorlog niet winnen, alleen verlengen! En weer werd opgeroepen  tot Freiheit: vrijheid van woord en overtuiging, bescherming van de individuele burger tegen de willekeur van misdadige staten, dat zijn de grondvesten van het nieuwe Europa.

DDR postzegel met Hans en Inge Scholl

Het zesde pamflet, nu in een oplage van enkele duizenden,  werd onder andere op de Universiteit van München verspreid door het in het trappenhuis neer te laten dwarrelen. Dat werd de twee verspreiders noodlottig: de conciërge, die lid van de NSDAP was, greep hen in de kraag en waarschuwde de Gestapo. Het waren broer en zus Scholl, Hans en Sophie, 24 en 21 jaar oud. Verzet, ook al was het beschaafd en geweldloos, kon het regime niet hebben. In een onbeschaamd snel tempo werden de Scholls verhoord, enkele medestanders opgepakt en in een schijnproces dat nog geen drie uur duurde ter dood veroordeeld. Nog dezelfde middag, 22 februari 1943, eindigde hun leven op het schavot. Van het proces is niet veel overgebleven, wel zijn de laatste uren van Hans, Sophie en hun medestrijder Christian Probst goed gedocumenteerd. Hans’ laatste woorden waren ‘Es lebe die Freiheit! Op 19 april werden nog drie leden van de groep ter dood veroordeeld, Alexander Schmorell, Willi Graf en professor Kurt Huber. Huber, die beduidend ouder was dan de anderen, studenten, was de auteur van de pamfletten 5 en 6.

Alexander Schmorell

In de laatste decennia is er veel aandacht voor de Weiße Rose  geweest, als een van de weinige verzetsgroepen tegen Hitler. De jonge verzetsmensen – de meesten waren nog geen 25 jaar – spraken tot de verbeelding, en het feit dat een van hen een aantrekkelijk jonge vrouw was evenzeer. Er kwamen postzegels, verschillende boeken en films, met name over Sophie, die toch vooral een vrouwelijke, ondersteunende rol speelde.

De herinnering aan de groep werd vooral levend gehouden door de overgebleven leden van de familie Scholl. De oudste zuster Inge beheerde het archief, dat alleen al in het geval van Hans Scholl uit 799 dozen (!) bleek te bestaan, met daarin heel veel (niet bijster goede) gedichten, dagboeken, foto’s, en zijn bibliotheek met aantekeningen. Volgens zijn zus was Hans altijd al ‘mitteilungsbedürftig’ geweest. Inge Scholl schreef al in 1947 een roman over de groep onder de titel Die Weiße Rose. Daarmee was het standaardverhaal gemaakt. Inge vermeldde wel dat Hans in 1937 een aantal weken in de gevangenis had gezeten wegens lidmaatschap van een verboden jeugdorganisatie maar vermeldde daarbij niet dat hij behalve dat ook wegens homoseksualiteit was opgepakt. Voor het grote publiek (inclusief de Nederlandse Wikipedia) is Hans de geschiedenis ingegaan als heteroseksueel. Er is nu een nieuw boek, van (dominee) Robert M. Zoske, Flamme sein. Hij maakt gebruik van de papieren die Inge Scholl niet in haar boek heeft opgenomen, waardoor behalve de religieuze en intellectuele ontwikkeling van Hans Scholl ook de invloed die de hechtenis voor Scholl heeft gehad in een breder perspectief wordt gezet.

Flamme sein geeft een portret van Hans Scholl als jonge man. Dat heeft de makke dat hij maar 24 is geworden. Normaliter kun je als puber een vat vol tegenstrijdigheden zijn en valt dat verder niet op, omdat je in het latere leven wel weer de kans krijgt dat recht te zetten. Maar juist door al deze dagboeken en nagelaten papieren komen de twijfels en overtuigingen van Scholl uitvergroot voor het voetlicht. Twijfels over wie hij is, bij wie hij zich aansluit, en zeker niet in de laatste plaats twijfels over zijn seksuele voorkeur. Maar ook: hij begon als overtuigd aanhanger van de nieuwe orde van de nationaal-socialisten in Duitsland, was tegelijkertijd lid van een onafhankelijke jeugdbond, was homoseksueel en tegelijk zeer gelovig, droomde van een carrière in het leger als officier.

Tegenstrijdigheden.

Hans en zijn broer Werner

In 1933 werd Hans Scholl lid van de Hitlerjugend (HJ). Ook zijn zussen en broer waren lid van een nazistische jeugdorganisatie. Dat hadden ze zeker niet van thuis meegekregen, vader was overtuigd antinazi, maar het geeft aan hoe het nazi gedachtegoed jonge mensen aansprak. Hans maakte zelfs snel carrière en werd in 1935 ‘vaandeldrager’ over 150 jongens. Tegelijkertijd deed hij iets wat korte tijd later, in februari 1936, streng verboden werd: hij werd lid van een onafhankelijke jeugdbond, dj.1.11, met een eigen groep de Trabanten (dat betekent zoiets als dienaar, trawant in een vriendelijker betekenis van het woord). De naam van de jeugdgroep de Trabanten is afkomstig uit een zeer invloedrijke reeks gedichten van Stefan George, De ster van het verbond, geschreven als een hymne op het Duitse nationalisme in de eerste wereldoorlog, ‘Wer je die flamme umschritt/bleibe der flamme trabant.’

Die jeugdbonden waren in Duitsland ontstaan als reactie op de ellende van de eerste wereldoorlog en hadden ten doel in volle vrijheid nieuwe verbanden onder jongeren te scheppen. Dj.1.11. was een bijzondere vereniging, ze deden meer dan buiten kamperen en sporten; ze lazen Rilke, Zweig en ook Stefan George; ze componeerden, zongen, gingen liftend op reis en overnachten in hun eigen speciale tenten, de zwarte vierkante ‘Kothen’ die oorspronkelijk uit Finland kwamen. In 1936 was Hans de aanvoerder van een groepje van tien Trabanten die per trein en liftend een reis naar Stockholm maakten.

Hans zag op dat moment weinig verschil tussen de Duits-nationale opvattingen van de nationaalsocialisten en zijn jeugdbond. En misschien was er naar huidige maatstaven niet zoveel verschil, maar wilden de nazi’s alles onder hun controle houden. Aktie en discipline hoorden zowel bij de jeugdbonden als bij de HJ. Beiden waren een mengeling van avontuur en Männerbund. Het was zeker niet in de laatste plaats de aantrekkingskracht van mannen onder elkaar die Hans Scholl fascinerend vond. Het gevolg laat zich raden. Toch was de arrestatie van Scholl in 1937 het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De Gestapo maakte jacht op personen die ze van bündnische sympathieën verdachten. Als ‘bijvangst’ kregen ze te horen dat twee van de Trabanten, waaronder Hans’ jongere broer Werner, tot homoseksuele handelingen waren verleid door een van de jeugdleiders, Ernst Reden. Ook de 15jarige Rolf Futterknecht werd opgepakt. Deze verklaarde in 1936 en 1937 regelmatig ‘ontuchtige handelingen’ met Hans Scholl (die toen 17 was) te hebben gepleegd. Op 11 november 1937 viel de Gestapo verschillende huizen binnen van mensen die verdacht werden van ‘bundnische’ sympathieën. In het huis van de familie Scholl werd belastend materiaal gevonden, brieven en boeken. Sommige van die brieven maakten deel uit van een correspondentie tussen Hans Scholl en een 65jarige homoseksuele Zweedse officier, Max Schürer von Waldheim, die hij bezocht had tijdens zijn bezoek aan Stockholm. Mede door deze correspondentie werd Scholl niet alleen aangeklaagd wegens het lidmaatschap van de verboden jeugdorganisatie, maar ook wegens overtreding van de beruchte artikelen 175 en 175a, die homoseksueel contact verboden voor meerderjarigen en tussen personen in een gezagsrelatie. Via de in beslag genomen correspondentie was een homonetwerk zichtbaar geworden, waarin behalve Scholl en Schürer von Waldheim ook nog de leider van het reisbureau van de Reichsjugendführung, Georg von Schweinitz, en Scholls vriend in de jeugdbond Ernst Reden zichtbaar werden.

Scholl nam de schuld op zich voor het seksueel contact met Futterknecht, hij gaf wel toe dat het een ‘Schweinerei’ was geweest, maar zijn motief was ‘de grote liefde die ik voor Futterknecht had’. Later zou Scholl nooit meer iemand als zijn ‘grote liefde’ betitelen. Verschillende malen had hij geprobeerd met het gedrag op te houden, maar hij kon het niet laten. Hij schreef zijn ouders dat hij had gehoopt zich ‘met onvermoeibare arbeid weer schoon te kunnen wassen.’

De processen-verbaal van de verhoren zijn bewaard gebleven. We kunnen lezen dat het verhoor niet veel anders verliep dan bij de reguliere politie in die jaren – in de tekst is geen sprake van wat wij ons bij Gestapo methoden voorstellen. De vragen, de antwoorden en de beschrijvingen komen ons bekend voor. “Op een nacht tijdens het paaskamp, toen we net met onze gezichten naar elkaar gedraaid lagen, begon Scholl met mijn geslachtsdeel te spelen, nadat hij mijn trainingbroek naar beneden had gedaan. In die nacht ging het wat verder, omdat hij zijn trainingsbroek ook naar beneden stroopte en zijn blote deel tussen mijn blote bovenbenen drukte. Daarbij werd zowel mijn als zijn lid stijf. Na enige tijd voelde ik nattigheid tussen mijn benen en ik neem aan dat Scholl toentertijd een zaadlozing heeft gehad. Bij mij was alleen mijn lid stijf; ik had geen zaadlozing.’ Etc etc. Zo verklaarde Futterknecht dat hij zelf niet homoseksueel was –een uitspraak waar de Gestapo overigens aan twijfelde omdat beiden gedurende enkele jaren met elkaar hadden gekampeerd en reizen gemaakt. Op 15 december 1937 werd Hans Scholl in Untersuchungshaft genomen. Er volgden bezoeken en brieven met zijn ouders, die hem vanuit hun geloof ondersteunden. Hans’ vader en zijn directe militaire meerdere intervenieerden met succes ten gunste van hem. Het probleem was, aldus de laatste, dat er een zekere gezagsverhouding had bestaan tussen Hans (als vaandeldrager van de troep) en de jonge Rolf. Als dat niet zo was geweest, had men de hele zaak zo onder de tafel geschoven. Maar met dit argument was men duidelijk op de goede weg gekomen. Op 30 december 1937 werd hij uit het voorarrest vrijgelaten en keerde terug naar de kazerne waar hij als soldaat diende. Hij moest nog tot juni 1938 wachten tot zijn zaak voor het Sondergericht diende, dat waren gerechten buiten de normale rechtsgang om, die ten doel hadden anders-denkenden en -voelenden als ‘Volksschädlinge’ uit te sluiten. Maar Scholl maakte een goede indruk, hij kwam totaal niet staatsgevaarlijk over. De ontucht hoefde niet zwaar bestraft te worden, het leeftijdsverschil was gering, en Futterknecht maakte de indruk dat hij tegenover dit soort dingen niet onervaren of afwijzend te staan.’ Ten tijde van het gebeurde (nl voor de aanscherping van art 175) was dit gedrag niet eens strafbaar. Kortom, Scholls handelen was een ‘jeugdige dwaasheid van een overigens keurig net en ook geslachtelijk normaal voelend mens, dat dit soort dwaasheden overwonnen had.’ Hij verdiende ‘niet meer dan een maand gevangenisstraf’ en kwam daarom in aanmerking tot kwijtschelden van de straf, sinds straffen van korter dan een maand niet ten uitvoer hoefden te worden gebracht. Zo keerde hij terug naar de cavaleriekazerne. Hij ging medicijnen studeren, maar bleef onder dienst, het leger had behoefte aan artsen. Hij woonde in München afwisselend in de kazerne en op kamers en moest zich af en toe als hospik inzetten.  

Hans en Sophie Scholl met Christian Probst

Hans Scholl was er dus licht vanaf gekomen. Toch waren de gevolgen groot. Scholl schaamde zich diep. Het is duidelijk dat het incident voor grote verwarring bij hem had gezorgd. Met zijn persoonlijke leven komt het daarna niet erg op orde. Op mij maakt het de indruk dat hij hardnekkig probeerde uit te vinden wat heteroseksualiteit was. Dat hij dat vooral door vriendschappen met 14 en 15 jarige meisjes probeerde met wie hij nadrukkelijk geen seks had, maakt deze pogingen des te moeizamer. Ook als hij op een iets hogere leeftijd overschakelt, wil het maar niet lukken: de dames vinden hem saai en niet echt geïnteresseerd in hen. Hij wil vriendschap, maar niet dat man-en-vrouw gedoe. Pas vlak voor zijn dood heeft hij een kortstondige relatie met een vrouw van zijn leeftijd, maar het is niet duidelijk of deze relatie seksueel was. Hij zegt tegen zijn ouders dat hij zich had voorgenomen ‘rein te blijven’, maar het is niet duidelijk of hij dit nu onder invloed van het christendom deed, of om de ‘naamloze zonde’ stil te houden.

Alexander Schmorell en Hans Scholl in dienst

Hoe hij het ook met meisjes probeerde, zijn diepste vriendschappen bleven met mannen: in 1939-40 met Hellmut Hartert en vanaf 1941 met Alexander Schmorell. Met Hartert onderhield hij een ‘bijzonder nauwe vriendschap’ die op wederzijdse aantrekking was gebaseerd. Ze gingen samen op vakantie en woonden ook een tijdje samen, tot Hans heftig verliefd werd op de 15 jarige dochter van een vriend van Helmut. Volgens mensen in zijn omgeving was Helmut hierdoor ‘mateloos teleurgesteld’ en het zorgde voor een verwijdering tussen de vrienden.

Door de gebeurtenissen rond de arrestatie en rechtszaak raakte Scholl steeds verder van het nationaalsocialisme af. Hij veranderde ook van gedachten: zijn individualisme, natuurmystiek en toenemende christelijke vroomheid stond ver af van de collectieve en blut-und-boden gedachten van de nazi’s. Wat zeker ook een grote rol speelde in dit proces was dat het studentenbataljon van de Universiteit in de zomer van 1942 een aantal maanden naar het oostfront in Rusland werd gestuurd. Hier zag Hans Scholl met eigen ogen hoe verwerpelijk het legeroptreden van de nazi’s was.

Scholl las veel auteurs van uiteenlopende stromingen, die tezamen zijn denken beïnvloedden. De laatste was Thomas Mann, die vanuit de Verenigde Staten radioboodschappen naar Duitsland stuurde. Mann en Scholl hadden een gemeenschappelijke visie van een nieuw Duitsland in een vrij Europa, dat deel zou uitmaken van een vreedzame wereld. Uiteindelijk had de Weiße Rose weinig impact. Daarvoor was het toch te kleinschalig, te elitair en wilde het Hitler wel weg hebben, maar nam het geen afstand van het conservatisme waaruit deze was voortgekomen.

Verder lezen:

  • Herzer, Manfred, 2008, Hans Scholls große Liebe, Capri 40, 2-21;
  • Herzer, Manfred, 2015,  Hans Scholls religiöse und sexuell Entwicklung’, Capri 49, 123-132
  • Kühne, Thomas, Friendship into Comradeship. Gang Culture, Genocide, and Nation-Building in Germany, 1914-1945.
  • Zoske, Robert, 2018, Flamme Sein! Hans Scholl und die Weiße Rose. Beck, München.


Heidenen in het RMO

Heidense Heiligdommen wordt gepresenteerd in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dat is deels ‘for sentimental reasons’. Ik kom al sinds mijn zesde (toen had ik nog nachtmerries van mummies) en veel regelmatiger sinds mijn zestiende in het museum. Toen ik studeerde kwam ik er vrijwel wekelijks, zo niet vaker. Twee herinneringen: als je binnenkwam door de poort kwam je op een grote sombere binnenplaats, tegenwoordig overdekt, waar nu de tempel van Taffeh staat. Links was een groezelige fietsenstalling en in het midden in een al even mottig grasveldje, lag sinds 1922 de ‘germaanse’ put, die Romeins bleek te zijn en uit Grevenbicht kwam, en daar in 1977 ook weer naar terug ging.

Tweede herinnering: in 1972 schreef ik een scriptie over het bronsdepot van Wageningen, een van de belangrijkste vondsten uit de vroege bronstijd. De stukken moesten niet alleen getekend worden (door mij) maar ook gefotografeerd (door de fotograaf Meuzelaar). In het RMO werd de vitrine aan de achterkant opgemaakt, ik pakte de stukken, wikkelde ze in papier en vervoerde ze lopend in een plastic VenD tasje van het Rapenburg naar de Breestraat. Zo ging dat toen.

Het RMO heeft ook een aantal voorwerpen die aan niet-christelijke gebruiken herinneren. Omdat het lastig was deze voor kortere tijd uit de collectie te halen, laat ik er hier een paar zien.

Beretand uit Wiewerd

Er zijn vooral veel amuletten bij: ze moesten de drager tegen het kwaad beschermen, dan wel het goede bewerkstelligen. Amuletten waren er in vele soorten en maten: dierentanden, kralen en bollen van bergkristal of barnsteen, kralen. Deze dateren doorgaans uit de vroege middeleeuwen.

Bol van bergkristal, Rhenen

Magische zwaardkraal uit Rijnsburg

Dieren waren belangrijk: ze symboliseerden vruchtbaarheid en voortplanting. Vooral het paard en de stier golden als zodanig.

Het Romeinse stiertje uit Beilen heeft drie hoorns. Daarmee is het voor Nederland uniek. Stiertjes maar ook paarden met drie hoorns vinden we vooral in Gallië en Engeland: ze horen kennelijk thuis in het ‘Keltische’ gebied. Miranda Aldhouse-Green koppelt ze aan een hele serie beelden (ook menselijke/goddelijke) in drievoud, ze noemt ze triaden. In drievoud heeft het beeld meer macht, en verwijst naar extra heilige kracht.

Paardje, Breda

Ook het paard stond voor kracht, vruchtbaarheid en macht. Dit paardje is in Breda gevonden en dateert uit de Romeinse tijd. Het paard stond in groot aanzien bij de Germanen. Er zijn veel ceremoniële paardegraven gevonden. Een van de oud-Noorse liederen bezingt de heldendaden van het gedroogde hengstenlid, de VVölsi.

Donarkeule uit Dorestad

Ook de zgn Donarkeule stonden voor kracht en gezondheid; ze werden (van de Oekraïne tot Nederland) vooral bij vrouwen in het graf meegegeven. Soms werd daarbij ook nog een kaurischelp meegegeven.

De ruiterfibula afkomstig uit het vroegmiddeleeuwse grafveld van Rhenen verwijst wellicht naar een bovennatuurlijke macht (type ‘Wodan’) te paard.

Houten kop Heiloo

Het houten hoofd uit Heiloo dateert mogelijk uit de 7e eeuw, het lijkt veel op Scandinavische voorbeelden uit de 5e-7e eeuw. De koffieboonvormige open mond en de volgeblazen wangen moeten kracht en levensvreugde uitstralen (de afbeelding komt uit Lange 2017). Dit houten beeld is niet te zien in het RMO.

Dit zilveren beeldje werd in de 19e eeuw aangekocht door het RMO. Het is gevonden in het karolingische gedeelte van Dorestad. Gezien de koffieboonvormige ogen en de vorm van het haar zou het afkomstig kunnen zijn uit Scandinavië en is dan mogelijk door een Viking rover of handelaar meegenomen.