Het Solsche Gat: mythen en feiten

Een geheimzinnige plek

In deze tijden van corona wordt het Nederlandse landschap herontdekt. Kranten en tijdschriften geven tips voor wandelingen en voorzien die van interessante weetjes. Hoe leuk is dat. Zo is het Solsche gat onder Drie op de Veluwe de laatste tijd weer erg in de belangstelling komen te staan. Midden in de Speulder- en Sprielderbossen bevindt zich een vrij grote laagte, met water en groene waterplanten gevuld. Door de vele fraaie oude bomen in het bos is het een geheimzinnige plek. In de buurt liggen veel grafheuvels. Het is dus niet verwonderlijk dat er vele sagen hier de ronde deden: verhalen die deze plek betekenis moesten geven.

Solsche Gat bij Drie. Foto Sjaan van der Jagt 2017

Het zondige klooster

Ooit stond er midden in het bos een klooster. De monniken hielden zich echter geenszins aan de vrome leefregels en feestten er maar op los. Ze aten en dronken dat het een lust was en uiteindelijk verkochten ze hun ziel aan de duivel. Die zorgde voor regelmatig nieuwe wijn, waarbij ook de heksen van harte meedronken. Dit ging lang zo door, maar op een kerstnacht ging het mis. In een hevige storm verdween het klooster in een diep gat. Rondom het gat spookte het hevig. Omwonenden hoorden regelmatig om twaalf uur ’s nachts een steeds harder wordend klokgelui. Het waren de klokken van het verzonken klooster. In de kerstnacht was het gelui het hevigst.

Illustratie uit Veluwsche sagen van Gust. van de Wall Perné (1932). Oude volksverhalen werden verzameld en in dit soort bundels doorgegeven.

De vermoorde koopman

Omstreeks 1205 keerde een koopman terug van een reis naar Utrecht. Hij had goede zaken gedaan. Bij het Solsche Gat rustte hij wat uit. Daar ontmoette hij een schaapherder. Hij was zo onverstandig hem te vertellen van zijn rijkdom. Daarop vermoordde de schaapherder hem, groef snel een kuil en gooide het lichaam er in. Niemand begreep hoe de schaapherder zo snel tot welstand kon zijn gekomen. Maar het duurde niet lang: de man kreeg een geheimzinnige ziekte en overleed na enkele dagen. Hij werd op het dorpskerkhof begraven. Maar de volgende dag was het graf open gewoeld en de lijkkist stond recht overeind. Dit herhaalde zich. Mijnheer pastoor werd om raad gevraagd. Hij liet twee jonge ossen voor een trekslee spannen. De slee, met de kist er op, zou zonder bestuurder zijn weg moeten vinden. De ossen stopten bij het Solsche gat. De kist werd daar begraven. Toen vond men het lichaam van de vermoorde koopman. Deze werd op het kerkhof herbegraven. De geest van de moordende schaapherder bleef ronddolen.

Niet uniek

Deze sagen zijn niet uniek. Ze worden in min of meer gelijke bewoordingen ook over andere plaatsen binnen en buiten onze landsgrenzen verteld. Ze geven betekenis aan het landschap. Al deze verhalen hebben in de kern elementen die verwijzen naar prechristelijke religieuze tradities. Er zijn vele meren en plassen die een verzonken klooster zouden herbergen. In de kerstnacht luiden de door de duivel gestolen klokken. Dit verwijst naar de vele meren en plassen die de voorouders vereerden. Overigens zijn er bij het Solsche Gat nooit archeologische voorwerpen gevonden. Het onrustige graf van de moordenaar moet aangewezen worden door twee dieren. Dieren, en in het bijzonder ossen, wijzen vaker bijzondere plekken aan, waar een graf te vinden is of een kerk gebouwd kan worden. In het verleden nam men aan dat dieren voorspellende kracht konden hebben.

New-age verklaringen

Naast deze sagen die afkomstig zijn uit verzamelingen volksverhalen die zeker van voor de 19e eeuw dateren vinden we ook modernere sagen rondom het Solsche gat die uit de kringen van de new-agers afkomstig zijn.

Bij het Solsche gat zou een samenkomst van een aantal energiebanen, ‘leylijnen’ zijn. Er zou ‘spiraliserende’ energie actief zijn. Dit zou te maken hebben met het feit dat hier eens een heidense vereringsplek van de Germanen zou zijn geweest. Deze zou gewijd zijn geweest aan de zonnegod Sol. Dit zou de herkomst van de naam verklaren. In het gat zouden offers van fruit aan de zonnegod gebracht zijn. Later werd de plek gekerstend en werd het klooster er neer gezet. In het gehucht Drie even verderop zou een tempel voor de Germaanse bosgod Thri hebben gestaan.

Tot zover de verhalen die betekenis aan het landschap moesten geven. Nu de feiten. Tot in de Romeinse tijd kenden de lokale bevolking geen goden in de zin van belichaamde bovennatuurlijke entiteiten, die de macht hadden om over de mensen te beschikken. De belangrijkste kracht voor de prehistorische bewoners waren de voorouders. Het hele landschap diende hen als woonplaats. Daarom was het hele landschap heilig. De natuurlijke elementen in dat landschap vormden als het ware de stoffering waarbinnen de voorouders geëerd konden worden door riten en geschenken. De plaatsen waar de voorouders begraven waren bleven zichtbaar en kenbaar in het landschap en werden ontzien. Hierdoor zijn ze door archeologen terug te vinden. Archeologen als Nico Roymans en David Fontijn hebben hier over gepubliceerd.

Bijzonder belang werd gehecht aan water (als teken van vruchtbaarheid en leven) en in het verlengde daarvan aan rivieren, beken, moerassen en meren. De grens van land en water werd gezien als een overgangsplek van de wereld van de levenden naar het onderaardse. Het is zeer wel mogelijk dat het Solsche Gat al in de voorromeinse tijd een bijzondere betekenis had als toegang tot de onderwereld. Meer hier over is ook te lezen in mijn boek Heidense Heiligdommen.

In de prehistorie kende men in de lage landen dus geen god Sol, geen god Thri. Zo men al in een zonnegod had geloofd, dan zou deze toch zeker niet bij een onderaards gat aangeroepen zijn, maar eerder op een heuvel. Bij de Romeinen was de situatie anders: zij namen in het begin van hun geschiedenis, in de 7e of 8e eeuw voor het begin van de jaartelling, van de Grieken goden in menselijke gedaante over. Romeinse soldaten brachten deze goden mee naar de veroverde gebieden in Europa, daaronder ook een zonnegod, Sol Invictus geheten. Alleen personen die ‘Romeins’ wilden doen, om met Astérix te spreken, namen deze goden over.

Solsche Gat op de AHN
Het Solsche Gat op de Algemene Hoogtekaart van Nederland AHN. Goed te zien zijn ook de prehistorische akkers (Celtic Field) , enkele grafheuvels en een mogelijke tweede leemkuil.

Geologie

In oorsprong is het Gat een geologisch verschijnsel: een pingoruïne. Zo’n gat gaat terug tot de laatste ijstijd. In de extreme koude was de bovenste laag van de bodem zeker tot 20 meter diep permanent bevroren. Onder deze bodem bevond zich grondwater, dat zich af en toe door scheuren in deze permafrost naar boven werkte, maar daar weer bevroor. Zo ontstond er een ‘ijslens’ waarbij de omringende grond naar boven werd geduwd. Die bodem bestond hier uit een mix van laagjes zand, klei en silt (leem) die het eindproduct waren van de afsmeltende ijskappen in het glaciale bekken van de Veluwe.

Het ontstaan van een pingo-ruïne. Van boven naar beneden: (1) Het grondwater komt door lekken in de bevroren laag omhoog, (2) de ijslens veroorzaakt een steeds hogere heuvel, (3) het ijs ontdooit en de pingo stort in, en (4) de pingo vult zich met veen, zand en water. (Uit: Stouthamer, Cohen & Hoek, 2015)

Leem heeft een bepaalde korrelgrootte waardoor de partikels aan elkaar gaan kleven. Leem is daardoor ondoordringbaar voor water. Toen uiteindelijk al het ijs gesmolten was bleef er een krater in het landschap over. In dit gat bleef water makkelijk staan, wat op de ook toen al droge Veluwe niet verkeerd was. Hierdoor wordt ook de naam verklaard: volgens het Middelnederlands Handwoordenboek van Verdam is Sol een Middelnederlands woord dat poel, slijk betekent, en ook wel: zwaar werk (namelijk om het er uit te halen). Het Gat was dus op twee manieren aantrekkelijk voor de bevolking: er was water aanwezig, en men kon de leem gebruiken om wanden en huizen waterdicht te maken en keukenmeubilair onbrandbaar. Het Gat werd door de leemwinning aanzienlijk vergroot.

Grafheuvels bij Drie. Foto Sjaan van der Jagt.
Grafheuvels bij Drie

In ieder geval zorgde de aanwezigheid van water voor vroege bewoning. Het gebied rond  Putten en Drie was al in het neolithicum en de bronstijd dicht bevolkt, getuige de vele grafheuvels in de buurt. Een aantal liggen in een lange lijn waar mogelijk een oude weg heeft gelopen. Naast het Solsche Gat zijn resten van een akkercomplex uit de ijzertijd gevonden (Celtic Field). Pas in de vroege middeleeuwen krijgt een meer ‘germaanse’ bevolking hier de overhand boven de oorspronkelijke bewoners. In Drie is een begraafplaats uit de 6e eeuw van onze jaartelling gevonden. Daarmee hebben we tevens een begindatum voor het kleine gehucht Drie (vroeger Thri geheten) alsmede een indicatie van de omvang, drie boerderijen (anders had het wel Vierhuizen of zo geheten).

Een nieuwe betekenis door het christendom

Tussen de 8e en 10e eeuw werd de bevolking langzaam tot het christendom bekeerd, maar het duurde nog een aantal eeuwen voordat men het in alle facetten aanvaardde. Ondertussen woonde men in een landschap waarin de resten van de heidense voorouders nog volop zichtbaar waren. Omdat die lastig te verwijderen waren vertelde de kerk dat het gebied aan de duivel gewijd zou zijn. Het zou er spoken. Dat kwam aardig overeen met alle geheimzinnige bomen die er stonden. De sagen hadden dus vooral ten doel mensen uit het heidense gebied weg te houden. Helemaal lukte dat niet. De Speulder- en Sprielderbossen bleken in de middeleeuwen te belangrijk om het hout verloren te laten gaan. Ze waren gemeenschappelijk eigendom van de inwoners (de malen) en kenden een eigen beheer. Deze beheersvorm is heel oud, zo oud, dat in sommige plaatsen de malen hun jaarlijkse vergadering in de open lucht hielden. Zo vergaderden de malen van de Speulder- en Sprielderbossen nog tot in het begin van de 17e eeuw in de open lucht bij het Solsche Gat. Dan bepaalden ze wie welke bomen mocht kappen en welke bomen konden blijven staan. Het beheer was duurzaam. De aanwezigheid van het Solsche Gat gaf zo een zekere rituele status aan de vergadering. Voor een korte periode in het begin van de 17e eeuw vergaderde men bij het ‘heilig huisken’ (een kapelletje?) vermoedelijk gelegen op de plek waar nu herberg Het Boshuis te vinden is. Daarna werden de vergaderingen gehouden in de kerk van Garderen.

Solsche Gat in aan het einde van de 20e eeuw.Foto Judith Schuyf
Het Solsche Gat rond 1990. In het begin van de 20e eeuw is het Gat door Staatsbosbeheer opgeknapt, waarbij de leemlaag hersteld werd. Sindsdien staat er weer water in het Gat.

Kortom, het Solsche Gat is een spannende plek op de Veluwe. Een geologisch verschijnsel in origine uit de laatste ijstijd. Een aantrekkelijke plek om te wonen vanaf de prehistorie mede omdat op de leem die zich in het gat bevond water bleef staan. Het gat kon als de toegang tot het onderaardse gelden. Een plek die in de prehistorie en vroege middeleeuwen aan betekenis won als woonplaats van de voorouders. De zichtbare resten van hun bestaan, grafheuvels en akkers, gaven betekenis aan het landschap als een plek die men moest ontzien en koesteren. In de ogen van de christelijke missionarissen was dit heidens landschap een gruwel. Men ging vertellen dat de duivel er het voor het zeggen had. In de moderne tijd weet men wel beter. Al wandelend in de buurt van het Solsche Gat ontdekt men bomen en grafheuvels. Daarna kan men een versnapering genieten in het Boshuis.